Als een boek het ‚nieuwe denken over groen en groei’ beschrijft, kan het uiteraard rekenen op de warme belangstelling van hetkanwel. Wij zijn altijd op zoek naar nieuwe inzichten die groener, eerlijker en leuker leven mogelijk maken. Met hoge verwachtingen las ik daarom het boek ‚Ecomodernisme’ dat vanavond in Pakhuis De Zwijger wordt gepresenteerd.
De schrijvers schreven een prikkelend boek, maar hun pleidooi voor kernenergie werkte op de lachspieren.
De aarde kan volgens de schrijvers van Ecomodernisme makkelijk tien miljard mensen aan. We moeten daarvoor wel open staan voor alle mogelijke oplossingen. Daarnaast moeten we de wereld nuchter bekijken en breken met romantische ideeën over leven in harmonie met de natuur. Volgens de ecomodernisten blijkt namelijk telkens weer hoeveel er mogelijk is als we vertrouwen op de
vindingrijkheid van mensen om schijnbaar onoplosbare problemen op te lossen.
Trappen tegen heilige groene huisjes
Op basis van deze uitgangspunten komen de schrijvers van Ecomodernisme met een ‚verrassende agenda om te zorgen voor meer natuur en een schoner milieu’. Hoe ‚verrassend’ die agenda is, valt te bezien, want grote prioriteit krijgen oplossingen als intensieve landbouw en kernenergie. Dat liedje kennen we toch al ruim 60 jaar?
Ook is het de vraag hoe ‚nieuw’ de beweging ecomodernisme zèlf eigenlijk is, want onder minister Pieter Winsemius was ecologische modernisering al de grondslag voor het milieubeleid tijdens het eerste kabinet Lubbers.
Maar deze kritiek valt makkelijk weg te wuiven als je bedenkt dat de zeven auteurs heilige huisjes over economie, natuur en milieu willen laten kantelen. Met stevige stellingen zetten ze het debat over belangrijke duurzame kwesties op scherp. Helaas schieten ze daarbij soms te ver door, vooral wanneer ze de toekomst behandelen van onze voedsel- en energieproductie.
Hyper intensieve landbouw
Zo pleiten de auteurs van Ecomodernisme voor ‘hyper intensieve landbouw’. Niet geheel ten onrechte, want de zogenaamde ‚groene revolutie’ uit de vorige eeuw heeft honger verminderd, terwijl de natuur profiteerde. De opbrengst per vierkante meter steeg sterk dankzij mechanisatie en grootschalige inzet van kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
Maar deze vorm van landbouw put de bodem ook versneld uit. Daarbij ontstaat niet zozeer een gebrek aan nitraten, want dat kun je met kunstmest voorkomen. Maar planten hebben méér nodig om te leven, zoals spore elementen en andere moleculen. En we zien nu al dat de oogsten van bijvoorbeeld maïs na enige tijd teruglopen bij intensief gebruik van kunstmest. Méér kunstmest blijkt dan niet het antwoord.
Aan deze inzichten gaan de ecomodernisten in hun boek voorbij. Daarentegen stellen ze wel gretig vast dat biologische landbouw de wereld niet kan voeden, omdat het 20% minder oplevert. Maar waarom zou voortschrijdende technologie hier geen verandering in kunnen brengen? Robots kunnen de productie in de arbeidsintensieve biologische landbouw sterk verhogen. Het is een kwestie van tijd voordat hiervan gebruik wordt gemaakt. Gek genoeg hoor je de optimistische en op techniek beluste ecomodernisten hier niet over.
Ecomodernisten vliegen uit de bocht
Hetzelfde gevoel bekruipt me als hetkanweller bij de behandeling van het onderwerp energie in Ecomodernisme. Het lijkt alsof het enige doel is: de noodzaak van kernenergie aantonen. Er wordt zelfs gesproken over het ‚sprookje’ dat de wereld op korte termijn volledig draait op gedecentraliseerde, hernieuwbare energie zonder diezelfde wereld schade toe te brengen.
Hier vliegen de schrijvers wat mij betreft uit de bocht in hun poging om de lezer te prikkelen. Ze lijken zo graag hun gelijk te willen halen, dat ze recente wetenschappelijke inzichten compleet negeren. Ze constateren bijvoorbeeld dat het meer energie kost om zonnepanelen te maken dan ze ooit tijdens hun leven zullen opbrengen. Dit was inderdaad jarenlang het geval, maar een recente Utrechtse studie, gepubliceerd in Nature Communications, weerlegt deze kritiek.
Volgens de onderzoekers van de Universiteit van Utrecht heb je met nieuwe panelen na 2,5 jaar al evenveel hernieuwbare energie opgewekt als de energie die nodig is om de panelen te produceren. Bovendien zijn we volgens de wetenschappers óók op het punt beland dat we de milieukosten hebben terugverdiend die het de afgelopen veertig jaar heeft gekost om zonnepanelen te ontwikkelen. De reden hiervoor is simpel. Het kost nu twee keer zo weinig energie en materiaal om zonnepanelen te maken: zonnecellen zijn dunner en het proces is schoner.
Dit onderzoek haalde in december 2016 de landelijke media, dus de journalisten van Ecomodernisme hadden deze inzichten kunnen betrekken bij het schrijven van hun boek, maar dit is niet gebeurd. Net als eigenlijk alle ontwrichtende ontwikkelingen op het gebied van zonne- en windenergie lijken te worden genegeerd.
Spotgoedkope duurzame energie binnen handbereik
Het lijkt alsof de duurzame energietransitie bewust niet volledig op waarde wordt geschat, omdat dit het pleidooi voor kernenergie ondergraaft. Zo zetten de schrijvers duurzame energie uit zon en wind voortdurend weg als subsidieslurper, maar de spectaculaire prijsdalingen blijven onvermeld. Twee jaar geleden trok ons kabinet bijvoorbeeld 18 miljard euro uit voor windmolenparken op zee, maar nu blijken ze al voor 6 miljard gebouwd te kunnen worden! En het kan nog goedkoper: in Duitsland worden al windparken op zee gebouwd met 0 euro subsidie.
De duurzame energietransitie is namelijk al in volle gang, met alle ontwrichtende technologiesprongen die daarbij horen. Dagelijks komen er wereldwijd één miljoen zonnepanelen bij, de eerste kantoren met zonne-energie opwekkende ramen worden gebouwd in Eindhoven en in de Utrechtse wijk Lombok zorgt een slim systeem voor buurtstroom op basis van zonnepanelen en accu’s van elektrische auto’s voor een veel lagere belasting van het stroomnet.
Deze technologieën zetten de rekenmodellen voor toekomstige energiescenario’s op z’n kop. Kernenergie uit thorium heeft dergelijke disruptieve ontwikkelingen nog niet laten zien. Het is speelgoed voor wetenschappers in laboratoria, maar het duurt nog zeker 30 jaar voor de eerste reactoren op grote schaal beschikbaar komen. Daar kunnen we niet op wachten als we de doelen van het klimaatakkoord in Parijs willen halen.
De ecomodernisten maken ook een groot nummer van de netwerkverzwaring die moet plaatsvinden voor de transitie naar energie uit zon en wind. Maar die aanpassing is óók nodig voor kernenergie. Een fossielvrije samenleving vraagt namelijk om een infrastructuur die 100% elektrisch is. Dus die overstap moeten we in elk geval maken, welke energiebron we ook kiezen.
Binnenkort leven van de zon en de wind
Als realistische optimist kun je dus prima constateren dat we binnenkort leven van de zon en wind. En dat kernenergie nauwelijks een rol zal spelen in de duurzame energietransitie.
Dit heeft niks te maken met stokoude groene dogma’s, zoals de schrijvers van Ecomodernisme ons voor houden, maar alles met open staan voor nieuwe ontwikkelingen en conclusies trekken met een nuchtere blik.
Jammer dat de schrijvers van dit prikkelende boek hun eigen principes niet in de praktijk brengen als het om voedsel en energie gaat. Maar wellicht volgt dat in een nieuw boek. Het is tenslotte niet eenvoudig om nieuwe technologische ontwikkelingen op waarde te schatten als je middenin de transitie zit.
Bron foto: Pixabay
4 gedachten over “De blinde liefde van Ecomodernisten voor kernenergie”
Pingback: De eerste reacties op Ecomodernisme
Wat betreft landbouw: meer opbrengst krijg je niet door robotisering e.d. Het Grootste probleem van de biologische landbouw is de voorziening met stikstof. En verder het risico van ziekten en plagen waar moeilijk tegen op getreden wordt.
Ook de gangbare landbouw kan prima voor een goede bodem zorgen. Grote problemen zijn daar eerder de korte pacht (geen incentive voor boeren om de bodem op peil te houden), zware machines, te weinig groenbemesters.
Wat betreft duurzame energie stapje wel heel gemakkelijk heen over de kosten van de reserve-capaciteit voor als zon en wind niet beschikbaar zijn.
Binnenkort is inderdaad rekbaar tot een jaar of 15-25, kortom binnen de tijd die het kost om de eerste thorium reactoren actief te krijgen.
Zie ook: https://www.hetkanwel.net/2015/08/16/totale-omschakeling-in-2030-alleen-nog-zonne-energie-en-zelfsturende-elektrische-autos/
@: “Als realistische optimist kun je dus prima constateren dat we binnenkort leven van de zon en wind.”
Wie vliegt er uit de bocht, of is “binnenkort” heel rekbaar?
De bijdrage van zonenergie op ons totale energieverbruik is nog steeds minimaal, ondanks forse prijsverlagingen. Zonder saldering zou de groei ook heel gering zijn.
Reacties zijn gesloten.