Geen groene vingers en toch natuur in je tuin? Maak je eigen minibos in 6 eenvoudige stappen

Moestuinen zijn hip. Het ene artikel na het andere verschijnt over het onderwerp. Logisch ook wel, want eten dat je helemaal zelf gekweekt en geplukt hebt, smaakt natuurlijk heerlijk. Het kan daarbij ook nog eens een onwijs leuke hobby zijn. Maar, een moestuin kost ook aardig wat werk, planning en kennis. Heb jij daar eigenlijk niet zo’n zin in? Maar wil je wel een toffe tuin? Goed nieuws! Ik werd geïnspireerd door dit boek met een stappenplan om je eigen minibos aan te leggen: zonder veel werk een tuin bommetjevol natuur. Nou ja, de aanleg van je minibos kost natuurlijk wel wat werk. Maar daarna is het advies om juist niet te veel te doen. Ideaal voor mensen zonder groene vingers. En wist je dat een minibos zelfs al in een tuin van 5 vierkante meter past?

Stap 1: Check je tuin

In welke hoek zou je je minibos willen? Welke planten staan er nu? Welke mogen blijven en welke moeten weg? Hoe zit het met de bodem? Deze vragen beantwoord je in de eerste stap. Op de website Bodemdata kun je achterhalen op welke grond je tuiniert en wat de grondwaterstand is. Ook kun je de vieze-handen-test doen. Dat doe je als volgt. Graaf een gat van tien centimeter diep, schep wat grond op en wrijf deze tussen je handen. Zijn je handen vies? Dan is je bodem voedselrijk. Zijn je handen nog schoon? Dan is de grond onder je voeten voedselarm.

Stap 2: Ga op verkenning in de buurt

Nu je weet wat jouw bodemtype is, kun je op zoek naar een bos bij jou in de buurt met ongeveer dezelfde omstandigheden. In dit bos speur je naar de bomen en struiken die het goed kunnen doen in jouw tuin. Probeer tien tot vijftien soorten te vinden, dat is voldoende voor een minibos. Kijk ook naar relaties tussen planten: welke planten zie je veel naast elkaar groeien? Ben je niet zo thuis in de namen van bomen en struiken? Gebruik bijvoorbeeld ObsIdentify of Google Lens. Ook op de website Flora van Nederland kun je checken of planten inheems zijn, en meer leren over de soorten die je zou willen in jouw bos.

Stap 3: Teken je bos uit

Nu je weet wat je ongeveer wilt, kun je aan de slag met een tekening op schaal. Voor het aantal bomen en struiken is een handige formule: ga uit van drie bomen en struiken per vierkante meter. Dus in een bosje van vijf vierkante meter zet je vijftien planten neer. Wil je de planten wat meer ruimte geven, dan kun je er natuurlijk altijd iets minder bomen in tekenen. Maak dan een lijst met alle boomsoorten, de aantallen en de hoogtes die je wilt bestellen. Tip: schrijf ook de Latijnse namen op, dat is handig voor de kweker. En dan: bestellen maar!

Stap 4: Bereid de bodem voor

Bomen hebben een losse, luchtige bodem nodig met voldoende voedingsstoffen. De bodem moet genoeg vocht vasthouden, maar ook water doorlaten om rottende wortels te voorkomen. Tijdens deze stap maak je je bodem klaar voor het planten. Vooral de bovenste 30 centimeter moet los en voedselrijk zijn. De bewerking van de bodem hangt af van de grondsoort, de grondwaterstand en of je bodem heel los of juist compact is. Het toevoegen van compost is meestal een goed idee.

Stap 5: Plant je bos  

De ideale tijd om bomen te planten is tussen half november en half april. Je begint met het losmaken van de grond en het mengen van de compost of mest. Nadat de grond los is, kan je de bomen gaan planten. Graaf een gat dat net zo breed en diep is als het wortelstelsel. Zet de boom in het plantgat en dek het toe met de opgegraven aarde. Schud het boompje vervolgens zachtjes op en neer en druk de aarde rondom de stam zachtjes aan. Daarna geef je het boompje een flinke plens water. Na het planten bedek je de bodem met een mulchlaag van stro of van bladeren. De laag beschermt de bodem tegen zonlicht, vorst en uitdroging. En ook de bodemdieren zijn er blij mee.

Stap 6: Beheer je bos (ofwel: doe vooral niet teveel!)

Het goede nieuws is dat geen beheer, het beste beheer is voor een minibos. Toch is het slim om in de eerste jaren je bos wat op weg te helpen. Zo heeft je bos in het begin genoeg water nodig, vooral tijdens droge periodes in de zomer. Het is daarnaast belangrijk om de mulchlaag aan te vullen. Als je jouw bomen en struiken niet helemaal wilt laten uitgroeien, dan moet je één of twee keer per jaar snoeien. Maar na een jaar of drie zorgt jouw bosje voor zichzelf!

Tips voor bomen en struiken

  • Als je je minibos wat in toom wilt kunnen houden, kies dan soorten die veel in hagen voorkomen: meidoorns, lindes en hazelaars. Die kun je goed snoeien.  
  • Als je van bloemen en kleur houdt, kies je bijvoorbeeld voor boswilg (katjes), meidoorn (witte bloemen), vlier (witte bloemen), egelantier (lichtroze bloemen met een gele kern), groenblijvende hulst of rode kornoelje (met vuurrode takken).
  • Voor bodemvruchtbaarheid doet de linde het goed.
  • Insecten zijn dol op de langbloeiende vuilboompjes.
  • Oude bomen vol klimplanten zijn prachtig. Maar omdat een jong bos nog niet bestand is tegen de vaak snelgroeiende klimplanten is dat niet zo’n goed idee.

Tot slot een laatste tip: mocht je je nu wat schamen voor zo’n wilde en rommelig ogende tuin, hang gewoon een bordje op met een zelfgekozen naam voor je minibos! Je hebt dan misschien geen groene vingers, maar met een bordje is voor iedereen wel duidelijk dat je aandacht hebt besteed aan je tuin!

Bron: MaatschapWij, Daan Bleichrodt (schrijver van het boek Minibos in je tuin)

-Dit artikel bevat één of meerdere affiliate links-

Over de schrijver

1 gedachte over “Geen groene vingers en toch natuur in je tuin? Maak je eigen minibos in 6 eenvoudige stappen”

  1. Ik vecht ieder jaar tegen het ontstaan van een oerwoud in mijn tuin. Duizenden en duizenden neus/helicoptertjes van de esdoorns, die in de straat staan, ontkiemen en als ik dat niet verwijder kan ik door de bomen het bos niet meer zien. Ik heb trouwens 5 bomen in de tuin waaronder een meidoorn en een heel grote bruine beuk.

Reacties zijn gesloten.