Martine Postma heeft repareren op de kaart gezet. Toen ze het initiatief nam voor het allereerste Repair Café in 2009 kon ze niet vermoeden, wat dat allemaal teweeg zou brengen. Inmiddels zijn er wereldwijd bijna 3000 plekken waar mensen bij elkaar komen om spullen te repareren. Maar daar blijft het niet bij. Martine schreef er een boek over: Weggooien? Mooi niet! Hieronder het verhaal van Martine. Als je tussen de regels door leest, zie je hoe dit initiatief de toekomst voorleefde, insprong op de tijdgeest, nog voordat circulaire economie een begrip was. Maar het laat ook zien hoe structuren van overheid en bedrijfsleven werken en hoe dat de innovatie van reparatie en langere levensduur van producten tegenhoudt.
Foto’s: Martin Waalboer
Mensen willen repareren
Ik was destijds journalist en schreef artikelen over duurzaamheid en milieu. Ik had een special gemaakt over het voorkomen van afval met dertig praktische tips. Toen hoorde ik over een repareer-project van Platform21, onderdeel daarvan was een reparatiestudio in Amsterdam. Ik vond dat meteen leuk en dacht: daar ga ik kijken. Op een zaterdag ging ik langs met een kapot voorwerp en dacht dat daar te kunnen repareren. Dat bleek niet te kunnen, de studio was meer een kunstproject. Ik stapte binnen en zag daar verder niemand. Maar toen kreeg ik het idee om zelf een plek te maken, waar mensen naar toe zouden kunnen komen om hun kapotte spullen te repareren, samen met mensen uit de buurt die over reparatiekennis beschikken. De kiem voor het eerste Repair Café was gelegd.
Het project van Platform21 liep eind van de zomer af, en ik vroeg de medewerkers of ze er daarna nog op een of andere manier mee door zouden gaan. Dat was niet het geval. Toen heb ik ze gevraagd of ze het goed vonden dat ik dat zou doen. Dat vonden ze prima. Ik kon een aantal spullen uit hun project overnemen en vond een theater in Amsterdam-West, waar ik het eerste Repair Café kon organiseren.
Op zondagmiddag 18 oktober was het zover. Ik had een persbericht geschreven en de wereld in gestuurd via het medianetwerk van de gemeente Amsterdam, met wie ik het evenement samen organiseerde. Het persbericht werd breed opgepikt en ik werd gebeld door Vroege Vogels: of ik in de ochtend voor het Repair Café in de uitzending iets wilde komen vertellen. Ik twijfelde een beetje, want het was vlak voor het event, en ik moest dan ook eerst nog naar de opnamestudio. Maar ik besloot het toch te doen. En wat er daarna gebeurde overtrof mijn stoutste verwachtingen.
Toen ik terug was en het bijna tijd was om open te gaan, ging ik op de stoep van het theater zitten wachten op wat komen zou. Ik had geen idee of er überhaupt mensen zouden komen. Maar al snel kwam er een vrouw om de hoek met twee grote boodschappentassen. Ze zei dat ze op de radio had gehoord over een Repair Café en vroeg zich af of dat hier was. En daarna kwamen er meer mensen. In totaal zijn er die middag was zo’n 100 mensen langs geweest. Mensen die in de ochtend de uitzending van Vroege Vogels hadden gehoord besloten de trein te pakken, op weg naar Amsterdam. Mensen kwamen overal vandaan, Bilthoven, Nijmegen, echt van ver. Ze vertelden me: “Wauw, ik hoorde van dit idee en dacht: daar moet ik bij zijn.”
Duurzame Dinsdag Op dinsdag 5 september was het voor de 25ste keer Duurzame Dinsdag; de Prinsjesdag van de Duurzaamheid. Er was een Troonrede, een rapport met duurzame trends, prijzen voor bijzondere projecten, er zijn lintjes en het demissionaire Kabinet ontving een koffer met 150 initiatieven uit de samenleving die laten zien hoe het anders kan. Maar door de groeiende urgentie is het veel méér dan een feestje. Daarom gaan op deze dag maatschappelijke initiatiefnemers ook met politici in gesprek over de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Martine Postma was aanwezig op Duurzame Dinsdag en sprak zich duidelijk uit over het belang van maatschappelijk initaitief.
De eerste middag was zo’n succes. Er stonden rijen voor de reparateurs die ik had uitgenodigd. Fietsenmakers, kleermakers en ook iemand die iemand die verstand had van elektrische apparaten. Die laatste kreeg het heel erg druk, want wat bleek: er waren vooral mensen die langskwamen met kapotte radio’s, broodroosters, koffiezetters enzovoort. Dat was voor mij een eyeopener: blijkbaar is hier behoefte aan, mensen willen hun kapotte elektrische spullen laten maken. Er gebeurde trouwens meer dan repareren. Mensen gingen met elkaar in gesprek, over de voorwerpen en waarom ze het zo graag wilden blijven gebruiken, dat ze een hekel hadden aan weggooien, maar dat er vaak geen alternatief is. Toen ik de deuren om vijf uur wilde sluiten was nog niet iedereen aan de beurt geweest. Een vrouw zei tegen mij: “Kan ik dan volgende week weer komen?” Ik was na die middag enorm moe, maar ook strijdvaardig. Ik voelde dat de tijd rijp was voor een Repair Café en dat ik daar vorm aan moest geven.
Van pilot naar wereldwijd
Direct na het eerste Repair Café begonnen mensen mij te bellen en te mailen: dat zij in hun buurt ook een Repair Café wilden, en of we niet een keer koffie konden drinken, zodat ik hun wat tips kon geven. Ik kreeg zoveel van zulke vragen, dat ik dacht: dit moet ik anders aanpakken. Zo kwam ik op het idee om een startpakket te maken, met daarin alle informatie die je nodig hebt om zelf een Repair Café te beginnen. Zo zouden meer mensen tegelijkertijd met het Repair Café aan de slag kunnen en zouden we binnen korte tijd in elke provincie een Repair Café kunnen hebben.
Ik heb toen Stichting Repair Café opgericht en heb een subsidieaanvraag gedaan bij de SMOM-regeling. Het aanvragen van subsidies was volkomen nieuw voor mij. Schrijven kon ik wel, maar begrotingen maken, dat was andere koek. Gelukkig kreeg ik hulp van GreenWish. Maanden later hoorde ik dat mijn aanvraag was toegekend, en toen ging het als een trein. Al gauw bleek dat mijn plan over “in elke provincie 1 café” veel te klein gedacht was. Er was zoveel vraag naar het startpakket. Binnen een paar maanden waren er al vijftig Repair Cafés en na een jaar 150. Ik kreeg toen meer subsidies, onder meer van Stichting Doen en het VSB Fonds.
In het begin stuurden we het startpakket nog handmatig toe aan mensen die het bij ons opvroegen. We kregen zo veel mailtjes, dat mensen soms even moesten wachten. Niet iedereen wilde dat; sommige mensen besloten dan maar zelf – zonder ons startpakket – hun eigen repareeractiviteit te organiseren. Op zich prima natuurlijk, maar ik wilde het concept bewaken, het moest herkenbaar zijn en een beweging in gang zetten. Daarom besloot ik het startpakket via een webshop te gaan verspreiden. Omdat we ook inkomsten moesten genereren om onze kosten te kunnen dekken, kreeg het startpakket ook een prijs: eerst 25 euro, later 49 euro. Intussen is de bijdrage trouwens alweer een heel aantal jaren vrijwillig, mensen kunnen zelf bepalen wat ze willen betalen. Want ik vind dat de prijs geen belemmering mag zijn; iedereen moet mee kunnen doen. De meeste organisatoren betalen trouwens het voorgestelde bedrag, sommige mensen meer en sommige minder.
“Repair Café is voor iedereen: jong-oud, arm-rijk, man-vrouw en alles daartussen. Huidskleur, herkomst, religie of opleidingsniveau maken niets uit. Iedereen heeft af en toe te maken met kapotte spullen en iedereen is gebaat bij reparatie”
De aandacht van de pers is vanaf het begin gigantisch geweest. Ik heb ik weet wel niet hoeveel cameraploegen over de vloer gehad. Ook media in het buitenland pikten het op. Behalve in Nederland zijn er intussen ook Repair Cafés in België, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en in tientallen andere landen verspreid over de hele wereld. Het Repair Café is zelfs doorgedrongen tot India en Japan. Er worden elke maand zo’n 50.000 kapotte voorwerpen met succes gerepareerd en er zijn meer dan 40.000 vrijwillige reparateurs wereldwijd. Het zijn vooral gewone mensen, particulieren die een Repair Café willen organiseren. Het feit dat mensen elkaar ontmoeten, dat het gezellig is, dat sociale aspect is minstens zo belangrijk als het repareren zelf.
Meebewegen
In de begintijd was er een voorbeeldlocatie in Amsterdam. Daar konden mensen komen kijken om inspiratie op te doen voor als ze zelf een Repair Café wilden gaan organiseren. Maar na een tijdje was dat niet meer nodig. Alle info staat in het startpakket en mensen die dat wilden konden ook een Repair Café in hun eigen buurt bezoeken om te zien hoe het werkte. Daarvoor hoefden ze niet helemaal naar Amsterdam te komen. Ook met jaarlijkse ontmoetingsdagen zijn we gestopt. Hoewel dat altijd erg leuk en enerverend was, kostte dat ook heel veel tijd, terwijl we met zo’n dag maar een klein aantal mensen bereikten. Ik heb altijd de focus in gedachten. Mijn missie is vanaf het begin herwaardering van repareren en dit toegankelijk maken voor iedereen. Ik neem afscheid van de dingen die daarvoor niet meer nodig zijn. Daarmee houd ik het behapbaar.
Voor de missie zijn Repair Cafés geweldig, maar niet genoeg. Om het belang van meer repareren nog meer duidelijk te maken, hebben we de RepairMonitor ontwikkeld, een online tool waarmee Repair Cafés data verzamelen. Welke voorwerpen zien ze het meest? Wat gaat er van stuk? Welke merken? Met die informatie kunnen wij bedrijven benaderen om te pleiten voor bepaalde verbeteringen in het ontwerp. Want als bedrijven betere kwaliteit leveren, gaat er minder stuk. Ik moet zeggen, bedrijven vinden het allemaal leuk, totdat het erop aankomt dat zij dingen moeten gaan veranderen, of informatie moeten gaan geven over hoe je hun voorwerpen kunt repareren. Dan wijzen ze op de veiligheid en zeggen bijvoorbeeld dat hun apparaten niet makkelijk open kunnen om te voorkomen dat onkundige reparateurs kortsluiting veroorzaken of erger. Daar denk ik anders over. Het succes van Repair Café toont aan dat mensen die willen repareren zich niet laten tegenhouden, ook niet als producenten reparatie ontmoedigen. Als je voor veiligheid bent, zou ik zeggen: dan moet je juist informatie geven. Vertel dan wat je wel en niet moet doen als je een bepaald voorwerp wilt repareren.
Ik maak me er dan ook hard voor dat in het recht op reparatie, dat er via Europese wetgeving aankomt, ook wordt geregeld dat iedereen de mogelijkheid moet hebben om dingen te repareren en onderdelen en handleidingen kan opvragen. Nu is alleen opgenomen dat professionele reparateurs dat mogen. De vrijwilligers van Repair Cafés profiteren niet of nauwelijks van de maatregelen waarmee de Europese Commissie het recht op reparatie wil regelen. Ik vind dat Repair Cafés, net als professionele reparateurs, toegang moeten krijgen tot reparatie-informatie, reserve-onderdelen en andere vormen van reparatie-ondersteuning door productfabrikanten.
Over professionele reparateurs gesproken: daaraan is een groot tekort. Met het oog op de circulaire economie moet daar dringend iets aan veranderen. Daarom zou reparatie als schoolvak een plaats moeten krijgen in het onderwijs, te beginnen in het vmbo. Samen met Ik CircuLeer maakt Stichting Repair Café zich al enkele jaren hard voor de introductie van een vmbo-keuzevak repareren. In 2021 deden we, samen met een vmbo-school, een verzoek bij het Ministerie van OC&W. Na lang beraad is dat verzoek afgewezen. Ik vind dat onbegrijpelijk.
Dappere beleidsmakers
Als ik één ding heb ontdekt in de afgelopen bijna vijftien jaar is dat dat mensen willen kunnen repareren. Maak dat dan ook zo makkelijk mogelijk. Als het gaat om langer kunnen genieten van je spullen, kan trouwens ook de consument zijn gedrag verbeteren, want we zijn niet zo zuinig meer op onze spullen. We onderhouden dingen over het algemeen slecht. En handleidingen lezen is ook niet wat veel mensen doen. Grootste knelpunt bij reparatie is dat nieuwe spullen vaak zo goedkoop en zo breed beschikbaar zijn, dat het in veel gevallen goedkoper en sneller is om iets nieuws te kopen dan om het kapotte product te (laten) repareren. Producenten redeneren dat spullen om die reden dan ook niet repareerbaar meer hoeven te zijn. Deze spiraal moeten we doorbreken. Nieuwe spullen mogen best wat duurder worden, reparatie door professionals moet goedkoper worden en reparatie door vrijwilligers of door producteigenaars zelf moet op alle mogelijke manieren worden bevorderd. Daarnaast moeten we snel aan de bak om meer mensen op te leiden tot professioneel reparateur, gewoon via het onderwijs. Alles om te bereiken dat repareren de norm wordt, ten koste van weggooien en vervangen. We hebben dappere beleidsmakers nodig met visie, die zich proactief inzetten voor regelgeving die reparatie bevordert in plaats van belemmert.
“Reparatie moet veel aantrekkelijker worden gemaakt, want zonder breed toegankelijke, betaalbare reparatiefaciliteiten geen circulaire economie”
1 gedachte over “Hier kun jij je spullen (laten) repareren”
Hier ligt ook een taak voor de overheid. Als je voor verandering bent om een schoner en beter milieu te krijgen en te behouden moet je het probleem bij de bron aanpakken en niet alleen aan symptoombestrijding doen. Daarmee bedoel ik, verplicht fabrikanten betere producten te maken die veel langer meegaan zodat de consument minder nieuw hoeft te kopen dan hoeft er ook minder geproduceerd en gerepareerd te worden. Een win win situatie. Nu is het juist andersom daar geld en economische groei veel belangrijker wordt bevonden dan het milieu. En als dat laatste aanhoudt zal dat ons juist de kop kosten als samenleving. De geschiedenis staat bol van voorbeelden hierover waar samenlevingen, zoals het Romijnse rijk, tenonder gaan aan hun eigen hebzucht en verlangen naar constante uitdijende rijkdom en economische groei.
Reacties zijn gesloten.